De geschiedenis
van de hof gaat heel ver terug in de tijd. De meeste details weten we over de
periode na de Tweede Wereldoorlog, simpelweg omdat de familieleden die toen op
de boerderij woonden nog in leven zijn. Over de eerste helft van de vorige eeuw
weten we een stuk minder, we hebben gelukkig nog foto’s van familieleden die
toen op de hof woonden (en nu niet meer leven), we hebben de verhalen uit de
overlevering en we kunnen een beroep doen op archieven.
Om te weten hoe
het in de eeuw daarvoor was kunnen we niet meer terecht bij de familieleden
zelf. Alle bewoners van de hof geboren in de 19e eeuw zijn de afgelopen
eeuw overleden. Gelukkig bieden de schriftelijke bronnen uitkomst, er is vanaf
begin 19e eeuw veel vastgelegd. Niet alleen in kranten, maar ook in
allerlei archieven, met name die van het kadaster.
Gaan we nog
verder dan de 19e eeuw, dan komen we terecht in het leenregister van
de bisschop van Utrecht (en later die van de provincie Overijssel). En we kunnen de diverse
doop- en trouw-boeken raadplegen. Hier en daar zijn nog wat oude kaarten waarop
de hof staat, zoals de kaart hiernaast. Op deze kaart uit 1781 van H. van Hooff zien we het kasteel Werkeren (ter hoogte van het winkelcentrum in Stadshagen), Westenholte (de Konijnenbelten) en Spoolde. In Spoolde zien we het landgoed de Kortenberg met vlak daarnaast de Hof en Bloemerserve.
Het leenregister
is niet gedetailleerd, maar brengt ons wel stapsgewijs van het einde van de 18e
eeuw tot aan de tweede helft van de 14e eeuw, midden in de tijd van
de heren van Voorst, die hun stamslot op loopafstand van de hof hadden staan. Gezien
het feit dat de Stinsboerderij in Westenholte vanaf dezelfde tijd (rond 1379)
als de hof een leengoed was mogen we veronderstellen dat de geschiedenis van
het kasteel Voorst gerelateerd is aan de geschiedenis van de nabijgelegen boerenhoeven.
Welvaart was in die tijd immers sterk gerelateerd aan grondbezit en de heren
van Voorst waren in hun tijd zeer welvarend.
De geschiedenis
van het kasteel Voorst gaat nog een paar eeuwen verder terug in de tijd. Ze
wordt al genoemd in de 10e eeuw, men vermoedt dat er toen al een burcht gestaan heeft in Westenholte, aan de rand van het toen nog moerassige en onontgonnen Mastenbroek.
Was er in die tijd wel bewoning mogelijk in Spoolde en Westenholte? Voor wat betreft Westenholte wel, de boerderijen in die tijd lagen allemaal op een hooggelegen rivierduin, de Konijnenbelten genaamd. Deze rivierduin kan gezien worden als de meest zuidelijke grens van de polder Mastenbroek en geologisch gezien ligt ze in het verlengde van de lange rivierduin waarop Assendorp, de Zwolse binnenstad (het oudste deel), de Kamperpoort en Frankhuis zijn gebouwd.
De ouderdom van de stad Zwolle geeft ook een indicatie over de ouderdom van de naburig gelegen nederzettingen. De oudste schriftelijke melding van Zwolle komt uit een oorkonde uit 1040, toen de aan Sint Michaël gewijde parochiekerk door de bisschop van Utrecht aan het kapittel van Deventer werd geschonken. Als er al in 1040 bewoning mogelijk was op de zandhoogten in Zwolle, dan was dat ook mogelijk in Westenholte en Spoolde. De IJssel was overigens in die tijd nog niet volledig bedijkt, een echte dijk werd pas aangelegd vanaf 1308, toen de bisschop dijkregels opstelde waardoor een systematische aanleg en onderhoud van de dijk vanaf Deventer tot aan de zuiderzee mogelijk werd. Voor die tijd kreeg men regelmatig natte voeten\ en ondanks de vruchtbare klei die werd afgezet, hield men de boel toch liever droog. Overigens brak de IJsseldijk ook nog wel eens door, tot aan de 19e eeuw kwamen overstromingen voor.
In 2009 is in Westenholte een boerderij uit de 12e eeuw in de buurt van de WVF sportvelden opgegraven. Er zijn in Ittersum zelfs grondsporen uit de Bronstijd gevonden, zo'n 800 jaar voor Christus, maar de vraag is of er continue bewoning is geweest in deze streek tussen de Bronstijd en de Middeleeuwen. Vermoedelijk hebben hier in de Romeinse tijd (tot 500 na Christus) Saksische stammen gewoond, die na de val van het Romeinse rijk verdreven zijn door de Franken. De nederzetting Zwolle is hoogstwaarschijnlijk gesticht door Frankische soldaten, gezien het feit dat het parochiekerkje opgedragen is aan de aartsengel Michaël.
Spoolde lijkt veel op Westenholte. Het hoogste deel van Spoolde is de Spoolderberg, een langgerekte, gebogen rivierduin die loopt vanaf het Engelse Werk tot aan Scania. Op de punten van de Spoolderberg vinden we de oudste bewoning. De Spoolderberg was vroeger een belangrijke plaats van samenkomst. De landsheer, de bisschop van Utrecht, hield op de Spoolderberg de vergaderingen met zijn edelen en de stedelijke afgevaardigden.
Was er in die tijd wel bewoning mogelijk in Spoolde en Westenholte? Voor wat betreft Westenholte wel, de boerderijen in die tijd lagen allemaal op een hooggelegen rivierduin, de Konijnenbelten genaamd. Deze rivierduin kan gezien worden als de meest zuidelijke grens van de polder Mastenbroek en geologisch gezien ligt ze in het verlengde van de lange rivierduin waarop Assendorp, de Zwolse binnenstad (het oudste deel), de Kamperpoort en Frankhuis zijn gebouwd.
De ouderdom van de stad Zwolle geeft ook een indicatie over de ouderdom van de naburig gelegen nederzettingen. De oudste schriftelijke melding van Zwolle komt uit een oorkonde uit 1040, toen de aan Sint Michaël gewijde parochiekerk door de bisschop van Utrecht aan het kapittel van Deventer werd geschonken. Als er al in 1040 bewoning mogelijk was op de zandhoogten in Zwolle, dan was dat ook mogelijk in Westenholte en Spoolde. De IJssel was overigens in die tijd nog niet volledig bedijkt, een echte dijk werd pas aangelegd vanaf 1308, toen de bisschop dijkregels opstelde waardoor een systematische aanleg en onderhoud van de dijk vanaf Deventer tot aan de zuiderzee mogelijk werd. Voor die tijd kreeg men regelmatig natte voeten\ en ondanks de vruchtbare klei die werd afgezet, hield men de boel toch liever droog. Overigens brak de IJsseldijk ook nog wel eens door, tot aan de 19e eeuw kwamen overstromingen voor.
In 2009 is in Westenholte een boerderij uit de 12e eeuw in de buurt van de WVF sportvelden opgegraven. Er zijn in Ittersum zelfs grondsporen uit de Bronstijd gevonden, zo'n 800 jaar voor Christus, maar de vraag is of er continue bewoning is geweest in deze streek tussen de Bronstijd en de Middeleeuwen. Vermoedelijk hebben hier in de Romeinse tijd (tot 500 na Christus) Saksische stammen gewoond, die na de val van het Romeinse rijk verdreven zijn door de Franken. De nederzetting Zwolle is hoogstwaarschijnlijk gesticht door Frankische soldaten, gezien het feit dat het parochiekerkje opgedragen is aan de aartsengel Michaël.
Spoolde lijkt veel op Westenholte. Het hoogste deel van Spoolde is de Spoolderberg, een langgerekte, gebogen rivierduin die loopt vanaf het Engelse Werk tot aan Scania. Op de punten van de Spoolderberg vinden we de oudste bewoning. De Spoolderberg was vroeger een belangrijke plaats van samenkomst. De landsheer, de bisschop van Utrecht, hield op de Spoolderberg de vergaderingen met zijn edelen en de stedelijke afgevaardigden.
Het landschap in
die tijd was anders dan nu. Uiteraard weten we niet precies hoe het er duizend
jaar geleden uitzag, maar we hebben wel een idee. Het gebied zal in ieder geval
bosrijk zijn geweest, op de droge rivierduinen groeiden zware bomen, zoals
eiken. Op de lagere gedeelten zullen vooral berken het goed gedaan hebben. De
boeren zullen hun simpele houten hoeven op droge plekken gebouwd hebben,
waarschijnlijk aan de randen van de rivierduinen. De akkers, essen of enken
genaamd, zal men op het overgangsgebied tussen klei en rivierduin aangelegd
hebben. Groenten doen het niet goed in te natte grond. De bemesting kwam uit
eigen stal en elk jaar werd de es of enk wat hoger. Buiten de akkers lagen de
wei- en hooilanden.
De hoeven in die
tijd stelden niet veel voor, het waren eigenlijk niet meer dan simpele houten
schuren, waarbij het vee en het boerengezin gezamenlijk bij elkaar sliepen. De daken waren bedekt met plaggen of, als het in de buurt beschikbaar was, riet. Pas veel later werden de boerderijen opgetrokken uit baksteen en eventueel bedekt met dakpannen.
De boeren langs de IJssel hebben zich door de 'vette weiden' vooral toegelegd op melkvee. Maar de boerenbedrijven waren toch ook in hoge mate zelfvoorzienend, naast de wei- en hooilanden beschikte men over een aantal akkers op de enken en moestuinen rond het boerenerf. En men hield uiteraard kippen, ganzen, varkens, geiten en paarden.
In de 19e eeuw gingen de IJsselboeren zich ook toeleggen op het telen van fruitbomen. Het weiland voor de hof was tot ruim na de Tweede Wereldoorlog een zogenaamde bongerd.
In de uitsnede van een kaart uit 1871 van Spoolde zien we in het land voor de hof al een boomgaard. Overigens zien we hier ook het bos op de Kortenberg, wellicht ooit aangepland door dokter Ramaer, de eigenaar van de Kortenberg in de eerste helft van de 19e eeuw.
De boeren langs de IJssel hebben zich door de 'vette weiden' vooral toegelegd op melkvee. Maar de boerenbedrijven waren toch ook in hoge mate zelfvoorzienend, naast de wei- en hooilanden beschikte men over een aantal akkers op de enken en moestuinen rond het boerenerf. En men hield uiteraard kippen, ganzen, varkens, geiten en paarden.
In de 19e eeuw gingen de IJsselboeren zich ook toeleggen op het telen van fruitbomen. Het weiland voor de hof was tot ruim na de Tweede Wereldoorlog een zogenaamde bongerd.
In de uitsnede van een kaart uit 1871 van Spoolde zien we in het land voor de hof al een boomgaard. Overigens zien we hier ook het bos op de Kortenberg, wellicht ooit aangepland door dokter Ramaer, de eigenaar van de Kortenberg in de eerste helft van de 19e eeuw.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten